zaterdag 14 mei 2011

Paardenmeisje


Het groene boekj
Mijn vader gaf me onlangs een schriftje uit den ouden doosch. Een groen 24-lijnsschrift met daarin acht door mij geschreven korte verhalen. Op de voorkant van het schrift stond: gekregen op 8 juni 1981 van Coby, Jan + kinderen. Aangezien mijn zus Harmine op 8 juni verjaart, kan het niet anders dan dat ik dit puike cadeau van mijn tante en oom kreeg op de verjaardag van mijn zus (toendertijd was je als kind nog blij met een schrift en pen, maar dat is voer voor een ander blog).

In een behoorlijk hanepoterig handschrift had ik tot twee maal toe Verhalen op het etiket geschreven. Twee keer omdat de eerste versie van Verhalen nagenoeg onleesbaar was. Mijn hulpvaardige oudste zuster had daaraan, vermoedelijk ongevraagd, Verhalenbundel van Eliane Groenendijk 9 jaar toegevoegd. Op het kaftje had ik namen geschreven: Baretta, Wodan, Flipper, Lady, Brent, Riddle. Dat zijn paardennamen.

Ja, nu weten jullie het. Ik was vroeger een paardenmeisje. Sinds Hans Teeuwen paarden ooit belachelijk maakte in een van zijn shows en mijn lief het paardenwoord alleen op spottende toon kan uitspreken, heb ik dit onderdeel van mijn verleden lange tijd verborgen gehouden. Mijn vader kon er trouwens ook wat van. Die vroeg gerust aan zijn onschuldige pre-puberale dochter: 'Zit dat nou lekker, zo zonder zadel op een hengst?'. Nu kan ik daar om lachen, maar toen was ik diep beledigd. Want ik was gek op paarden en pony's. Ook op ezels trouwens. En muilezels en muilpaarden. Ik legde altijd weer braaf het verschil uit waarom de ene ezel toch een paard kon worden en vice versa. Niet dat 't iemand in mijn omgeving interesseerde, maar het was leuk om deze feitenkennis ten toon te kunnen spreiden.

Nu was ik eigenlijk toch maar een halfbakken paardenmeisje. Ik was geen die hard horselover. Want ik had geen verzorgpony en ik kwam alleen voor de les naar de manege. Paardenmest vond ik lekker ruiken, maar 't opruimen ervan liet ik graag aan andere paardenmeisjes over. Ook kon ik nog over andere dingen praten dan galop, de hoefslag, dressuur en kreupelheid. De echte paardenmeisjes leefden voor paarden, stonden met paarden op en gingen met ze naar bed. Sommige meisjes waren verliefd op een manegepaard en droomden over hengsten en ruinen. Aangezien ik toen al alles visualiseerde, blokkeerde ik dat soort dingen meteen.

Diep in mijn hart was ik een beetje bang voor paarden. Niet geheel onterecht, zo bleek na zes jaar paardrijles. Tijdens een zomerse buitenrit (nota bene op mijn favoriete pony Donja) schrokken de paarden en sloeg de hele groep op hol. Zelden ben ik zo bang geweest. Uiteindelijk kletterde ik midden in een bosje van mijn paard. Hierna moest ik door het park teruglopen (lees: strompelen) naar de manege. De paarden konden de weg naar de stal overigens feilloos terugvinden ('t zijn net katten wat dat betreft). Na twee weken met een hersenschudding en een gekneusde heup op bed te hebben gelegen, was mijn vertrouwen in de trouwe viervoeters verdwenen. Die angst is nooit meer weggaan. Niet snel daarna ben ik gestopt met paardrijles. De tijd was er ook wel rijp voor. Ik was druk met huiswerk, (telefoneren met) vriendinnen en met...uitgaan, films en muziek! Daarover vast meer in een volgend blog!


De boeken van Walter Farley over de Zwarte Hengst: ik heb ze allemaal gelezen!