woensdag 29 februari 2012

A is voor Android

Wie blogt die blijft. Juni vorig jaar begon ik enthousiast aan mijn blog Where is my mind? Mijn hoofd liep over van de inspiratie en de verhalen vloeiden moeiteloos uit mijn pen. Ik had zelfs een schriftje met losse flodders en ideeën voor nog veel meer blogteksten. Alsof hurricane Irene afgelopen zomer mijn schrijflust had weggeblazen; na thuiskomst uit de USA kreeg ik geen letter meer op papier.

Mijn vader vroeg het met kerst nog: 'Waarom blog je niet meer?'. Ik mompelde iets in de trant van ‘writers block’, maar daarmee nam hij geen genoegen. De schat hield een vurig pleidooi ten gunste van mijn blogtalent. Ik wilde het liefst onder de kerstig versierde tafel vol zoete lekkernijnen kruipen. Mijn zorgvuldig gekoesterde smoezenkabinet ging als vanzelf open. Opvallend hoe makkelijk het ene na het andere waardeloze argument uit mijn met kerstkransjes gevulde mond kwam. Geen tijd. Geen inspiratie. Geen puf. Geen zin. Mijn wangen kleurden niet eens rood na het uitkramen van zoveel lulkoek. Als auteur van vele boeken en artikelen nam vader Groenendijk geen genoegen met deze redenen. Hij betreurde de gang van zaken, ik verspilde mijn schrijftalent. Ik had zoveel te bieden, hij keek altijd weer uit naar mijn stukjes. Een unheimisch gevoel bekroop me. De beste man had me door!

Yummie for the tummie
But the Christmasdinershow must go on! Met een charmante glimlach serveerde ik het onderwerp af en zette een zelfgemaakte chocoladenotentaart met koffiesiroop op tafel. De liefde van de man gaat door de maag, vaders zijn daarop geen uitzondering. Een culinaire list om deze pijnlijke confrontatie uit de weg te gaan. Want hij had wel degelijk een punt. Ik ben dol op schrijven. In mijn hoofd is het nooit stil, die creatieve radars draaien op volle toeren. Maar toch lukte het me niet een nieuw blog te beginnen. De reden? Mijn HTC Desire Z. Voor de mobiele ameubes onder ons: dat is een multimediale smartphone met Android besturingssysteem en niet onbelangrijk: een uitschuifbaar Qwerty-toetsenbord. Reeds in augustus werd het apparaat bij me bezorgd. Ik wist de telefoon in de doos te houden tot zes weken later mijn Tele 2-abonnement afliep. Daarna was er geen houden meer aan.

Mijn HTC: Blogkiller
Deze THC, want zo noem ik 'm liefkozend, schenkt mij ontelbaar veel desire. Ik kan 24/7 internetten, mail binnenhalen van mijn verschillende accounts, Twitteren, mijn Facebook-pagina checken, sms’jes sturen en –oh welk een heerlijkheid!- gratis Whatsappen met leuke emoticonnetjes. Ik lig dubbel om de gekke foto’s die ik met standje ‘vervorming’ maak en download lollige apps van Beavis & Butthead, Catpiano’s en Goggles. Dolle pret! En bellen met die mobi, hoor ik je zeggen. Nee, bellen doe ik er niet mee. Bellen vind ik zò 2011. Net als bloggen. Ik vind het leuker om met mijn telefoon te spelen. Die THC-toetsjes zijn klein, dat typt niet lekker voor breedsprakerige epistels. En ook zo onhandig: niet iedereen in mijn lezersgroep is actief op sociale media. Wie zit er op mijn blog te wachten? Alles is al een keer gezegd op internet. Is dat nou echt zo? Nee natuurlijk! Wie blogt die blijft. Daar kan geen Android phone tegenop.

Ik Jan Cremert (1964)
Ik heb de schrijveritis trouwens niet van een vreemde. Mijn vader schreef als kind al schriftjes vol (zie mijn blog Paardenmeisje) en zat in Rotterdamse schoolkrantredacties van zowel zijn middelbare school als de kweekschool. Als God-vrezende tiener schreef hij in 1964 een fulminerend artikel over de schelmenroman Ik Jan Cremer. Ik las dat boek in 4Havo voor mijn boekenlijst. Ik vond Jan Cremer’s debuut een amusant avonturenboek en nog aardig vlot geschreven ook. Toen mijn vader, inmiddels agnost, het verderfelijke boek uit zijn jeugd op mijn nachtkastje zag, moest ie wel even slikken. Dat duivelse boek van die Amsterdamse heidense belhamel, die opeenhoping van Godslasterlijke zinnen, gebundeld tot een duimendik boekwerk. Hij kon niet nalaten een opmerking te maken over zijn schoolkrantepistel van toen. Zijn kritiek raakte kant noch wal. Ik trok de stoute schoenen aan en vroeg ietwat sarcastisch: 'Heb je Ik Jan Cremer eigenlijk wel gelezen?'. Het werd stil op mijn tienerkamer. Schoorvoetend bekende paps dat ie het boek niet kende, alleen van horen zeggen. In de geest van die tijd en de christen-fundamentalistische kringen waarin hij zich bevond, kon hij niet anders dan een negatieve beschouwing schrijven. De Vreezen des Heeren is het Beginsel der Wijsheid, niet waar? Inderdaad: niet waar! Maar dat is voer voor een ander blog…  

Leestips
Voor wie wil kennismaken met het oeuvre van mijn vader, plaatselijk bekend als prof. dr. L.F. Groenendijk, kan ik deze titels aanbevelen:
* Analytisch filosoferen over opvoeding en onderwijs (Liber Amicorum voor Ben Spiecker, 2004)
* In de leer bij Seneca. Een stoïsch perspectief op levenskunst, onderwijs en opvoeding (pedagogiekonline.nl, 2009)
* De recentelijk door Ahold overgenomen van-alles-en-nog-wat-webwinkel Bol.com verkoopt The Self-Marginalization Of Wilhelm Stekel (Springer-Verlag New York Inc., 2006) niet in de ramsj maar voor de volle mep; een nieuw exemplaar is voor nog geen acht tientjes in jouw bezit! Ter info: Stekel was psycho-analyticus, Sigmund Freud was zijn mentor.

maandag 29 augustus 2011

Me, myself and Irene

Zo ben je op vakantie in New York City, zo zit je midden in een orkaan. Hurricane Irene vereerde NYC zondagochtend vroeg met een bliksembezoek. Irene bleek een nogal stormachtig type en kreeg afgelopen weekend het onmogelijke voor elkaar: het openbare leven in New York lag dik 24 uur stil.

Onze vriendin Irene op satelliet
Amerikanen doen niets half, dus ook Irene werd grondig aangepakt. Al dagen van te voren hadden journaals maar een onderwerp: Irene. En dat op een ontelbare hoeveelheid kanalen; ik kan me een leuker TV-avondje bedenken! Overheid en media namen (en nemen) de orkaan heel serieus. Als Hollandsche kaaskop vond ik het vooralsnog allemaal een beetje overdreven. Wat een hysterisch gedoe. Luchthavens en culturele instellingen bleven het hele weekend gesloten, bruggen gingen dicht, voorstelllingen op Broadway werden afgelast, evenals de wedstrijd van de New York Mets. Zelfs de NYC-subway, het grootste metronetwerk in het land, werd zaterdag om 12:00 uur stil gelegd. Bijzonder, want nog niet eerder in de metrogeschiedenis voorgekomen. Vanwege mogelijk overstromingsgevaar werden de inwoners van Lower Manhattan verzocht uit te wijken naar familie of vrienden in hoger gelegen delen van NYC. Het ging hier om een mandatory evacuation order; wijsneuzen die thuis op Irene wilden wachten, werden hoogstpersoonlijk door de politie uit huis gehaald (met als uitzondering de in Queens woonachtige Boris Dittrich). Zielige alleengaanden en wezen konden terecht in een van de 60 shelters in de stad.

Bloomberg op archiefbeeld
De late reactie en lakse houding van de (indertijd) Bush-regering tijdens orkaan Katrina is traumatisch geweest voor dit land, maar men heeft er ook van geleerd. Vandaar dat er in de aanloop naar De Grote Orkaan niets aan het toeval is overgelaten. Door de vele preventieve maatregelen kan er achteraf niet met verwijtende vingertjes gewezen worden naar de (lokale) overheid. President Obama kwam een dag eerder terug van vakantie. Burgemeester Bloomberg gaf om de zoveel uur een persconferentie, waar journalisten ruimschoots de tijd kregen om vragen te stellen. Opvallend vond ik dat hij vrijetijdskleding droeg in plaats van een pak met stropdas. Door zich te kleden als de gewone man, benadrukte de burgervader dat ook hij, als opperbaas en inwoner van New York, persoonlijk bij de hurricane betrokken was. Goeie PR! Wat niet (of juist wel!) gezegd kon worden van Fox News. De ultrarechtse zender liet geen moment onbenut om fouten, imperfecties en gebreken in de orkaanaanpak van de door hen zo gehate Democraten op te lepelen. Irene als speelbal van de politiek. Zucht.

Hurricane Irene asks for comfort food
Bloomberg drukte alle New Yorkers op het hart vooral binnen te blijven. Tenzij je in een van de gevarenzones woonde. En zo wilde het gebeuren dat ik op vrijdagavond mijn New Yorkse postcode intikte om te checken of wij ons in een evacuation zone bevonden. Ik had 't kunnen weten: onze B&B Sugar Hill Harlem Inn staat op een heuvel, droge voeten dus! De lijst voor de hurricane evacuation kit is lang en hilarisch. Heb jij steriele verbanden, wegwerpbordjes en een radio op batterijen in huis? Ongeacht je zone, adviseerde Bloomberg een evacuatieset in huis te halen (let op: 'huisdieren, alcohol en wapens zijn niet toegestaan in de shelters'). Neemt niet weg dat in de aanloop naar Irene een tochtje naar de grocery verplichte kost was: proviand in huis halen om het hurricane-weekend (lees: verplicht binnen zitten) door te komen.

Kaarsen op de antieken trap
Landlord Jeremy kwam een kaars met aansteker brengen voor het geval de stroom zou uitvallen. Ook dat nog! In het hele huis stonden kaarsen gezellig naast elkaar op de houten trappen. De kaarsen bleven die nacht ongebrand. Van de 588 TV-kanalen hadden er 376 Irene als item, dus het werd een kostelijk filmavondje. Not! Na twaalven viel de TV steeds vaker uit, tot het moment dat we nog slechts Spaanstalige karaokezenders en bijbelse kanalen konden ontvangen ("Behold, the day of the Lord cometh, cruel both with wrath and fierce anger, to lay the land desolate: and he shall destroy the sinners thereof out of it"), onderbroken door reclames voor de fameuze Aaaahbrah, de facials van Cindy Crawford en een arsenaal aan gymnastiekapparaten. De wind beukte tegen de ramen en de regen kwam met bakken naar beneden. Telkens liep ik even naar de gang om te checken of het dak het nog wel hield met zoveel water. En dat deed het, al meer dan honderd jaar! Met flessen Smirnoff Ice, grote oordoppen en een lichte medicamenteuze verdoving heb ik verder weinig van Irene gemerkt. Totdat ik vanmiddag de voordeur opendeed en ontdekte dat de boom voor het huis er niet meer stond: Irene was here.

'Onze' boom on Sugar Hill
Dag boom :-(

Still stormy weather on Sunday
Ook in Harlem heeft Irene huis gehouden!

zondag 14 augustus 2011

Rouwrandjes

Een tijdje geleden las ik in de Volkskrant een column van, dacht ik, Annemarie Oster over de krantenrubriek met rouwadvertenties. Net als Annemarie interpreteer ik teksten van rouwadvertenties. Al járen. Hoe naargeestig het misschien ook klinkt, ik vind het leuk om te raden waaraan iemand is overleden. Was het ouderdom? Een nare ziekte? Een noodlottig ongeval? Of toch een zelfgekozen dood? Het intrigeert me mateloos.

Oudste vrouw van NL net overleden
Thuis hadden we NRC Handelsblad. Die las ik bijna dagelijks, maar de zaterdagkrant had mijn voorkeur. Op zaterdag had je, afhankelijk van het seizoen, een hele pagina vol rouwadvertenties, soms zelfs anderhalve bladzijde. Tijdens hete zomers en sombere herfsten gaan er nu eenmaal meer mensen dood (respectievelijk: bejaarden die te weinig drinken en suïcidalen die last hebben van vallende bladeren). Op een zomerse zaterdag waren de advertenties tamelijk saai om te lezen. Oude mensen en bejaarden van belachelijke hoge leeftijd overheersten de rubriek. ‘Vredig ontslapen is onze lieve, zorgzame moeder, oma en overgrootmoeder,’ of  ‘dankbaar voor al het goede dat wij van hem ontvingen', ‘verdrietig, maar met mooie herinneringen’ gevolgd door een waslijst aan namen van kinderen en kleinkinderen (of gewoon: ‘klein- en –achterkleinkinderen’, scheelt weer advertentieruimte!). 

Bij overlijden door ziekte komt het woord ‘strijd’ vaak in de tekst voor, ofschoon je als lezer niet weet waartegen de overledene heeft gestreden. Om te benadrukken hoe zwaar, moeilijk, oneerlijk en verdrietig het ziekbed is geweest, wordt een scala aan omschrijvingen gebruikt. Dit hakt er bij mij altijd wel in: ‘na een dapper gedragen ziekte', ‘na een fel verzet in een ongelijke strijd’ of ‘na een lang gevecht is op veel te jonge leeftijd…’ Terwijl je eigenlijk wil zeggen: die vuile kutkanker heeft mijn vader kapot gemaakt. Ik geef overigens de voorkeur aan helderheid over de doodsoorzaak. 'Geveld door de wrede ziekte ALS ‘ zo las ik recent in een dagblad. Het kan maar duidelijk zijn! Soms is er een geluk bij een ongeluk en is er dankbaarheid omdat ‘een ondraaglijk lijden haar bespaard is gebleven’ en was de overledene ‘omringd door allen die hem lief zijn’. Een schrale troost, maar toch! 

Ook Rakker zegt geda
Alles van waarde is weerloos – Lucebert. In plaats van een introtekst kiezen de familieleden nogal eens voor een gedicht, een citaat uit een boek of een wijze spreuk. Een gedicht kan het verdriet van de achterblijvers vaak zo goed weergeven, dat andere woorden overbodig zijn. In het geval de overledene een dierenvriend was, staat er in het rijtje van de achterblijvers ineens een Rakker of Kazan, inclusief afdruk van een hondenpootje. Nog zieliger is het als ook Rakker niet meer onder ons is: dan heeft Rakker niet alleen een hondenpootje, maar ook een kruisje achter z’n naam! Ik houd ’t dan echt niet meer droog.

Maar er zijn nog meer alternatieve advertenties. Bijvoorbeeld die waarin familie en vrienden worden opgeroepen na afloop van de crematie te gaan zuipen, want ‘Peter hield van borrelen.’ Of de familie heeft onvoldoende liquide middelen en vraagt de rouwenden om ‘een donatie voor de grafsteen’. Bij de gristunnen heeft De Grote Baas het voor ’t zeggen: ‘De Heere uit ons midden tot Zich geroepen’, terwijl de katholieke medemens het liever zo omschrijft: ‘gesterkt door het H. Sacrament der zieken is rustig ingeslapen onze…’ 

Wat een verdriet!
Wanneer de advertentie begint met ‘vol ongeloof’, ‘we zijn verbijsterd’ of ‘tot onze grote ontsteltenis’ kan het niet anders dan dat het overlijden tragisch is geweest. Een noodlottig fietsongeluk, onverwachts uit het leven weggerukt op Kreta, een ongeval op het werk, geveld door een hartaanval tijdens de voetbaltraining. Ik krijg er altijd weer kippenvel van. Net zoals de advertentieteksten bij zelfdoding. De achterblijvers kunnen niet anders dan de beslissing van de suïcidant respecteren, maar wat zet je in de advertentie? Ik ken verhalen van mensen waarbij zelfmoord als doodsoorzaak verborgen moest blijven voor de buitenwereld. En zo stond er een advertentie met leugens in de krant. Dat kan nooit de bedoeling zijn.    

Ik ben niet voor niets voorstander van de pil van Drion. Waarom doen artsen er alles aan om mensen in leven te houden, terwijl dat leven geleefd is en diegene klaar is om het voorgoed af te sluiten. Ik wil zelf kunnen bepalen wanneer ik het aardse leven voor gezien houd. Of dat nu is als ik 66 ben of 86 (als ex-roker met overgewicht is 86 jaar sowieso niet realistisch), een arts moet me zonder problemen verder kunnen helpen met pillen of een infuus. Ik hoop dan ook dat er tegen die tijd goede voorzieningen zijn getroffen om dat te bewerkstelligen. Dan zorg ik alvast voor mijn eigen rouwadvertentietekst, online ontworpen op monuta.nl. Mét poezenpootje van mijn je weet wel-kater Drion. Miauw!

dinsdag 21 juni 2011

Kraakstemmen

Vanmiddag in de Hoogvliet hoorde ik ‘m weer eens: de kraakstem. Eigenaar van de kraakstem was een blonde studente, die haar huisgenootje in geuren en kleuren vertelde hoe gezellig het was geweest op de beurrel. Daarnaast klonk ze buitengewoon hees, alsof ze het hele weekend haar hockeyteam schreeuwend had aangemoedigd. Of halfnaakt op de bar bij Minerva golden oldies had meegezongen. Vermoedelijk was de ware oorzaak van het hese kraakgeluid haar overmatige bierconsumptie, al dan niet tezamen met inname van tabak of uitvloeisels van orale geneugten (huisartsen zien niet voor niets steeds vaker jongeren op hun spreekuur met keelontstekingen die maar niet overgaan…een soa in de keel, ja dat bestaat!).

Nu kraakte deze studente niet alleen hees, ze sprak ook nog eens met een aardappel in haar keel, een combi die je veel hoort in studentenstad Leiden. Overigens hoor ik de aardappelstem bij beide sexes, maar de al dan niet hese kraakstem is voorbehouden aan de vrouwelijke soort. Zo hoor ik ze trouwens het liefst. Ik zoek in de supermarkt dikwijls de rij uit met de hoogste heesheidgarantie, want het is werkelijk kostelijk vermaak. ‘Eten we vanavond in de fusie? Nee, ik heb hockeytraining dus ik hap even snel wat met Laurentien. Okay dan, ik ga chillen voor de buis.’ Mocht je je nog geen beeld, laat staan geluid, kunnen vormen van wat ik bedoel: in GTST zit een voormalig belspelmeisje genaamd Gigi (spreek uit: Djiedjie) met een kraakstem light.  Gigi kraakt niet meer zo als vijf jaar geleden, toen ze nog bellers voorloog bij SBS 6. Onze kraakkoningin moet iedere ochtend voor dag en dauw op de set van GTST zijn. Sjampie drinken met je dinnetjes schiet er dan natuurlijk bij in.

Bij Dr. Phil wordt veel gekraakt!
Naar Amerikaanse sitcoms, interviews, talkshows en/of soapachtige programma’s et cetera kan ik bijna niet meer kijken. Of het geluid moet uit. Niet alleen zeggen de Amerikaanse dames in zowat iedere zin like en/of it’s like (let er maar eens op, zò irri!), het gekraak in het Amerikaans is niet om aan te horen. De vrouw, het zijn bijna altijd meisjes of jonge vrouwen, begint haar zin gewoonlijk in een normale tone of voice, die vervolgens steeds verder in de keel verdwijnt, eindigend in half ingeslikt gekraak. De zinnen worden zodoende bijna niet afgemaakt en daardoor slecht hoorbaar.

Ik ben er inmiddels achter dat hiervoor een term bestaat: creaky voice. Bekijk dit voorbeeld (met dank aan Genootschap Onze Taal). De creaky voice is vervelend om te horen. Ik erger me er op sommige dagen groen en geel aan. Of je nu naar een reportage op CNN kijkt, naar een pulpshow als Style by Jury of een interview met een Hollywood- actrice, ze doen het allemaal! Praat eens normaal! wil ik dan naar het scherm gillen. Ik zap meestal naar een ander kanaal, hopend op Brits vermaak in plaats van de Amerikaanse overkill op de Hollandsche televisie. Naast het gezegmaar waarover ik het in mijn vorige blog had, werken ook de creaky voice en (it’s) like besmettelijk: mijn huisgenoot kan bepaalde TV-programma’s niet meer bekijken zonder deze na te papegaaien. En zo kun je bij ons op een willekeurige avond simultaan vanaf de Klippan horen: It’s like it’s like a really really creaky voice. Vanaf nu ga jij er ook op letten tijdens het buizen, I kid you not!

zaterdag 4 juni 2011

Zeg maar helemaal klaar

Helemaal super
Een van de leukste boeken die ik de afgelopen jaren heb gelezen is Taal is zeg maar echt mijn ding van Paulien Cornelisse. Vanaf pagina één heb ik me gek gelachen, niet alleen thuis maar ook in de trein, wat me soms schertsende blikken opleverde. Zo humoristisch, zo origineel verwoord en o zo (soms zelfs pijnlijk) herkenbaar. Welk een groot observator is Paulien Cornelisse! Naast de schrijfsels van Paulien ben ik groot liefhebber van de columns van Sylvia Witteman. Sylvia’s boeken (lees: gebundelde columns) heb ik in de kast staan, haar columns lees ik al jaren met veel plezier (en okay, soms met een beetje afgunst).

Afgelopen maand was ik in Rome. Door de spijkerharde matrassen van het merk El cheapo kwam ik slechts mondjesmaat aan slapen toe. Zodoende heb ik vele nachtelijke uurtjes met mijn door de pittige meizon verbrande neusje in Sylvia’s Pekingeend bij nacht doorgebracht. Al krabbende aan diverse megabulten veroorzaakt door muskieten van Romaanse makelij, was het gewoonweg genieten geblazen. Mijn gelach om haar schrijfsels overstemde moeiteloos het geluid van de TV van de bejaarde buren in Trastevere.

De dames Cornelisse en Witteman zijn een inspiratiebron voor me. De invloed van Paulien Cornelisse reikt echter verder. Ze heeft me niet alleen op een andere manier naar taal laten kijken, maar ook op nieuwe wijze naar taal laten luisteren. Ik vind haar taalverhalen uit de kunst! Haar spitsvondige en uitermate humoristische kijk op onze taal heeft bij mij een ommekeer teweeg in gebracht in mijn manier van converseren. Ik ben beter gaan luisteren, maar bovenal: ik ben me (meer) gaan ergeren aan veel gebruikte stopwoorden.

Dat begon eigenlijk al met ‘super’, dat zo rond 2005 haar intrede deed in de Nederlandse spreektaal. Supervakantie, supergezellig, supergaaf, superaardbeien, supervoordeel, superbroek, het maakt niet uit, ‘super’ is overal voor te plakken (eh…supermarkt?). Hierna verscheen er een nieuw stopwoord aan het taalfirmament, dat massaal door Nederland werd geadopteerd: ‘helemaal’. Helemaal goed, helemaal super, helemaal gezellig, ben er helemaal klaar mee, helemaal top (oh, die is erg!). Maar de aller-aller-irritantste is en blijft (met dank aan Paulien Cornelisse): ‘zeg maar’. 

Franzie Bauert
Ik weet niet of het jou al is opgevallen, maar het Nederlandse gezegmaar heeft epidemische vormen aangenomen. Frans Bauer zegt ‘zeg maar’ in bijna iedere zin, op mijn werk vindt een manager het nodig om tijdens een presentatie 18 keer (!) ‘zeg maar’ te zeggen (ja, dat heb ik geteld!), een vriendin zegmaart veelvuldig om haar visie te verduidelijken, een correspondent op het journaal kan er niet omheen: ‘het was alsof er zeg maar een vuurwerkfabriek ontplofte' en De Toppers vinden het ‘zeg maar helemaal super’ om 't Gelredome uit te verkopen.

Na lezing van Taal is zeg maar echt mijn ding ben ik er op gaan letten. En waar ik al bang voor was: ook ik zegmaarde alsof het een lieve lust was, evenals deze: 'ik heb zoiets van' en 'het grappige is dat' (wat ik trouwens ook zeg als iets helemaal niet grappig is!). Door bewuster te worden van hetgeen me uit mijn keel ontsnapt, is het me gelukt deze veel te vaak gebruikte woorden uit mijn idioom te schrappen. Er ontglipt me nog wel eens een zegmaartje, maar een kniesoor die daar op let. Ik heb overigens al een opvolger voor ‘zeg maar’ gesignaleerd: 'zal ik maar zeggen' (je zult vanzelf merken dat je hier nu ook op gaat letten). 

Vanavond ga ik naar Paulien’s voorstelling Hallo aarde in de schouwburg in Utrecht. Ik ben benieuwd of ze op het podium net zo grappig is als in haar boeken en columns….zeg maar helemaal top!

zaterdag 14 mei 2011

Paardenmeisje


Het groene boekj
Mijn vader gaf me onlangs een schriftje uit den ouden doosch. Een groen 24-lijnsschrift met daarin acht door mij geschreven korte verhalen. Op de voorkant van het schrift stond: gekregen op 8 juni 1981 van Coby, Jan + kinderen. Aangezien mijn zus Harmine op 8 juni verjaart, kan het niet anders dan dat ik dit puike cadeau van mijn tante en oom kreeg op de verjaardag van mijn zus (toendertijd was je als kind nog blij met een schrift en pen, maar dat is voer voor een ander blog).

In een behoorlijk hanepoterig handschrift had ik tot twee maal toe Verhalen op het etiket geschreven. Twee keer omdat de eerste versie van Verhalen nagenoeg onleesbaar was. Mijn hulpvaardige oudste zuster had daaraan, vermoedelijk ongevraagd, Verhalenbundel van Eliane Groenendijk 9 jaar toegevoegd. Op het kaftje had ik namen geschreven: Baretta, Wodan, Flipper, Lady, Brent, Riddle. Dat zijn paardennamen.

Ja, nu weten jullie het. Ik was vroeger een paardenmeisje. Sinds Hans Teeuwen paarden ooit belachelijk maakte in een van zijn shows en mijn lief het paardenwoord alleen op spottende toon kan uitspreken, heb ik dit onderdeel van mijn verleden lange tijd verborgen gehouden. Mijn vader kon er trouwens ook wat van. Die vroeg gerust aan zijn onschuldige pre-puberale dochter: 'Zit dat nou lekker, zo zonder zadel op een hengst?'. Nu kan ik daar om lachen, maar toen was ik diep beledigd. Want ik was gek op paarden en pony's. Ook op ezels trouwens. En muilezels en muilpaarden. Ik legde altijd weer braaf het verschil uit waarom de ene ezel toch een paard kon worden en vice versa. Niet dat 't iemand in mijn omgeving interesseerde, maar het was leuk om deze feitenkennis ten toon te kunnen spreiden.

Nu was ik eigenlijk toch maar een halfbakken paardenmeisje. Ik was geen die hard horselover. Want ik had geen verzorgpony en ik kwam alleen voor de les naar de manege. Paardenmest vond ik lekker ruiken, maar 't opruimen ervan liet ik graag aan andere paardenmeisjes over. Ook kon ik nog over andere dingen praten dan galop, de hoefslag, dressuur en kreupelheid. De echte paardenmeisjes leefden voor paarden, stonden met paarden op en gingen met ze naar bed. Sommige meisjes waren verliefd op een manegepaard en droomden over hengsten en ruinen. Aangezien ik toen al alles visualiseerde, blokkeerde ik dat soort dingen meteen.

Diep in mijn hart was ik een beetje bang voor paarden. Niet geheel onterecht, zo bleek na zes jaar paardrijles. Tijdens een zomerse buitenrit (nota bene op mijn favoriete pony Donja) schrokken de paarden en sloeg de hele groep op hol. Zelden ben ik zo bang geweest. Uiteindelijk kletterde ik midden in een bosje van mijn paard. Hierna moest ik door het park teruglopen (lees: strompelen) naar de manege. De paarden konden de weg naar de stal overigens feilloos terugvinden ('t zijn net katten wat dat betreft). Na twee weken met een hersenschudding en een gekneusde heup op bed te hebben gelegen, was mijn vertrouwen in de trouwe viervoeters verdwenen. Die angst is nooit meer weggaan. Niet snel daarna ben ik gestopt met paardrijles. De tijd was er ook wel rijp voor. Ik was druk met huiswerk, (telefoneren met) vriendinnen en met...uitgaan, films en muziek! Daarover vast meer in een volgend blog!


De boeken van Walter Farley over de Zwarte Hengst: ik heb ze allemaal gelezen!